In de Middeleeuwen werd Sint Nicolaas graag afgebeeld met een geketende, vaak zwarte duivel aan zijn zijde. Zwart stond hier voor het overwonnen kwaad, niet voor een donkere huidskleur. Deze duivel bleef lang aanwezig in allerlei volksgebruiken. Jongeren op het platteland maakten op Sint Nicolaasavond hun gezichten zwart en lieten kinderen schrikken, waarbij zij bedelden om geld of lekkers. Deze enge figuren smolten op den duur samen met Sinterklaas: ze werden - soms zwart, soms wit - tot het vaste hulpje van de Sint.
In 1845 kwamen al die types samen in Zwarte Piet. Vanaf dat moment leek hij meer op een soort Afrikaanse bediende, zoals rijke mensen die vroeger in dienst hadden.